In de algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten opgenomen die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.
De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen, zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.
In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:
De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2020. Waar normaal gesproken de meicirculaire de basis vormt voor de begrotingsopstelling van het volgende jaar, zorgt de coronacrisis ervoor dat de financiële perspectieven onzeker zijn. De vooruitzichten op de ontwikkeling van het gemeentefonds zijn volledig verwerkt waarbij uitgegaan is van het voorzichtigheidsprincipe. De ontwikkelingen binnen het gemeentefonds staat niet stil. Hieronder worden deze ontwikkelingen kort toegelicht.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) heeft de invoering van de verdeelmodellen van het gemeentefonds met een jaar wordt uitgesteld tot 2022. Reden hiervoor was dat met name het verdeelmodel dat is ontwikkeld voor de klassieke taken en inkomsten (alles behalve het sociaal domein) onvoldoende werd bevonden. Daarom wordt nu gewerkt aan een verdeelmodel dat wel gekwalificeerd kan worden als een verbetering ten opzichte van het bestaande verdeelmodel. Het nieuwe verdeelmodel voor het sociaal domein is door het Ministerie van BZK als een verbetering gevonden ten opzichte van de bestaande modellen. Tevens is geconstateerd dat er – desondanks – bij het verdeelmodel sociaal domein bij een aantal gemeenten grote verschillen te zien zijn tussen de gemeentelijke kosten en het budget dat door het verdeelmodel voor deze gemeenten wordt voorspeld, de zogenaamde uitschieters. Deze aansluitverschillen worden nu in het aanvullend onderzoek nader bekeken.
Door de coronacrisis is de financiële positie flink verslechterd. Ook de vooruitzichten voor de komende jaren stemmen somber. Dit zet nog meer druk op het proces van herijking omdat negatieve herverdeeleffecten nog lastiger kunnen worden ingepast. De verwachting is dat de effecten voor gemeenten van het nieuwe verdeelmodel in de decembercirculaire 2020 bekend worden gemaakt. Op dit moment zijn de uitkomsten van de herijking onbekend en als zodanig niet verwerkt in de begroting 2021. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing is rekening gehouden met een beheersmaatregel op basis van de voorlopige uitkomsten uit de rapporten uitgevoerd door de onderzoekbureaus AEF en Cebeon. Dit is gebaseerd op het voor Purmerend nadelige herverdeeleffecten per inwonersklasse.
Het Rijk en de VNG hebben afgesproken om de ontwikkeling van het gemeentefonds voor de jaren 2020 en 2021 te bevriezen per de stand van de meicirculaire 2020. Op deze manier kunnen de schommelingen enigszins worden gedempt en ontstaat stabiliteit voor gemeenten in deze onzekere tijden. Voor latere jaren geldt deze bevriezing niet. Dat wordt overgelaten aan een nieuw kabinet. Momenteel vindt een evaluatie plaats van de normeringssystematiek. De evaluatie zal naar verwachting in het najaar worden gepubliceerd.
Gemeenten kunnen de BTW die ze moeten betalen declareren bij het Rijk (het BTW-compensatiefonds). Dit fonds kent echter een plafond. Declareren de gezamenlijke gemeenten méér dan er in het BTW-compensatiefonds beschikbaar is, dan moet het gemeentefonds bijpassen. Blijft er geld over in het BTW-compensatiefonds, dan vloeit dit terug naar het gemeentefonds. Omdat de ontwikkeling van de plafond gekoppeld is aan de groei van de algemene uitkering, wordt ook dit plafond voor de komende jaren bevroren.
Middelen Jeugzorg
In de meicirculaire van vorig jaar had het Rijk voor de periode 2019 tot en met 2021 € 1 miljard incidenteel beschikbaar gesteld voor de Jeugdzorg. Voor 2019 konden de gezamenlijke gemeenten € 400 miljoen tegemoet zien en voor de jaren 2020 en 2021 ieder jaar een bedrag van € 300 miljoen. Er wordt nog geen zicht geboden op structureel extra middelen jeugdhulp voor de periode na 2021. Op dit moment vindt een onderzoek plaats, waarbij de uitkomst wordt verwacht in het najaar 2020 (september). Deze uitkomst zal dienen als input voor de komende kabinetsformatie. Purmerend raamt vanaf 2022 een structurele stelpost (€ 1,7 miljoen) op basis van de landelijke basis van € 300 miljoen. Hieraan is een voorwaarde gekoppeld dat gemeenten zelf maatregelen treffen op dit taakveld gericht op beheersing van kosten.
Ontwikkeling bijstand
In de raming van de voorjaarsnota houdt het Rijk nog geen rekening met de gevolgen van COVID-19. Dit betekent dat de bijstandsaantallen met de effecten van COVID-19 nog niet zijn verwerkt in de voorlopige beschikking BUIG en het gemeentefonds. De juniraming van het CPB laten een stijging van de aantallen zien voor 2020 en 2021. Voor 2020 is de stijging nog 5,5%, terwijl 2021 een stijging laat zien van ruim 51%. Verwachting is dat er eind september (circulaire) en begin oktober (definitieve beschikking BUIG) hier meer duidelijk over is. Wij zullen u hierover informeren middels een brief ter ondersteuning aan de begrotingsbehandeling in het najaar.
Overige integratie-uitkeringen sociaal domein
Een aantal onderdelen van de integratie-uitkering sociaal domein is nog niet overgeheveld naar de algemene uitkering. Dit betreft de volgende onderdelen:
In navolging van het uitstel van de invoering van de nieuwe verdeling van het gemeentefonds, is de voorgenomen overheveling van het budget voor deze nieuwe doelgroepen Participatiewet (exclusief beschut werk) en de Voogdij/18+ (inclusief aanpassing woonplaatsbeginsel) naar de algemene uitkering uitgesteld naar 2022. Voor beschermd wonen geldt het principe: 'de doelgroep zoveel mogelijk in gewone wijken, in de eigen omgeving ondersteunen'. De taak en de bijbehorende middelen gaan van centrumgemeenten naar alle gemeenten. Het nieuwe objectieve verdeelmodel voor beschermd wonen zal vanaf 2022 geleidelijk met randvoorwaarden worden ingevoerd; de doordecentralisering beperkt zich tot nieuwe cliënten en er is sprake van een ingroeipad van 10 jaar.
Op dit moment is er meer duidelijkheid over het eerste compensatiepakket aan gemeenten voor de coronacrisis. De verdeling van het compensatiepakket geschiedt via reguliere maatstaven en via de integratie- en decentralisatie uitkeringen. Het zijn allemaal éénmalige bedragen. De vraag naar de toekomst toe is dat de grote tekorten bij het Rijk later weer opgelost moeten worden. Het is nog niet duidelijk op welke manier het Rijk hiermee om zal gaan. Mocht het Rijk besluiten om te bezuinigen en wij gaan als gemeenten mee de ‘trap af’ in het gemeentefonds, kan dat voor ons financiële consequenties hebben. Als het Rijk daarentegen meer geld gaat uitgeven om de economie te stimuleren, kan het gemeentefonds daar ook van profiteren. Wij werken continu aan een actuele inventarisatie van de gevolgen van COVID-19. Hierbij worden de (financiële) effecten en de risico’s in beeld gebracht. Wij rekenen erop dat het Rijk kosten die verband houden met COVID-19 en wegvallende inkomsten zal vergoeden. Er bestaat het risico dat dit niet volledig zal zijn. Op basis van de huidige stand van zaken schatten wij in dat we voor 2021 met mogelijke doorloop in 2022 rekening moeten houden met ongedekte lasten. Deze inschatting maakt onderdeel uit van de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing.
De gemeente staat volledig garant voor de schuld van de stadsverwarming Purmerend (SVP Holding). SVP is een bedrijf dat te maken heeft markt en reguleringsrisico’s. Inherent aan de aard van het bedrijf zijn er altijd onzekerheden ten aanzien van de kasstroomontwikkeling blijven als gevolg van externe afhankelijkheden, waarvan de belangrijkste zijn:
SVP Holding had eind 2019 een bedrag van € 77,3 miljoen langlopende schuld. Deze schuld is door de gemeente geleend (€ 8 miljoen) of van een borgstelling (€ 69,3 miljoen) voorzien. Voor de komende 5 jaren verwacht SVP dat daar vanwege investeringen in met name leidingrenovatie en de bouw van de BWC2 nog € 32 miljoen bijkomt (€ 65 miljoen nieuwe borgstellingen minus 33 miljoen aflossingen; zie raadsvoorstel (1513241). Op het moment van opstellen van onze begroting is de meerjarenraming 2021-2024 van de SVP nog niet gereed .
(bedragen x € 1.000) | Rekening
| Primitieve
| Begroting 2020
| Begroting
| Begroting
| Begroting
| Begroting
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | 727 | -1.074 | -160 | -3.359 | -4.041 | -4.768 | -5.617 |
Baten | 152.350 | 154.284 | 156.642 | 160.642 | 164.724 | 168.174 | 172.256 |
Saldo | 153.077 | 153.211 | 156.482 | 157.284 | 160.684 | 163.406 | 166.639 |
Het saldo stijgt met € 801.000 ten opzichte van de bijgestelde begroting 2020. Deze stijging wordt veroorzaakt door € 3.199.000 hogere lasten en € 4.000.000 hogere baten en wordt hieronder per onderdeel nader toegelicht.
(bedragen x € 1.000) | Rekening
| Primitieve
| Begroting 2020
| Begroting
| Begroting
| Begroting
| Begroting
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 Lokale heffingen | |||||||
Lasten | -75 | -43 | -43 | -41 | -43 | -44 | -46 |
Baten | 13.783 | 14.600 | 14.400 | 15.045 | 15.448 | 15.854 | 16.268 |
13.708 | 14.558 | 14.358 | 15.004 | 15.405 | 15.809 | 16.222 | |
2 Nog te bestemmen middelen | |||||||
Lasten | 0 | -1.919 | -892 | -2.640 | -3.787 | -4.789 | -5.810 |
0 | -1.919 | -892 | -2.640 | -3.787 | -4.789 | -5.810 | |
3 Gemeentefonds | |||||||
Lasten | -25 | 0 | -12 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Baten | 136.045 | 136.953 | 139.292 | 142.850 | 146.613 | 149.677 | 153.355 |
136.020 | 136.953 | 139.279 | 142.850 | 146.613 | 149.677 | 153.355 | |
4 Eigen financieringsmiddelen | |||||||
Lasten | 1.932 | 1.891 | 1.791 | 39 | 505 | 782 | 955 |
Baten | 995 | 577 | 849 | 684 | 638 | 657 | 690 |
2.927 | 2.468 | 2.640 | 723 | 1.143 | 1.439 | 1.645 | |
5 Deelnemingen | |||||||
Lasten | -1.086 | -1.003 | -1.003 | -716 | -716 | -716 | -716 |
Baten | 1.527 | 2.154 | 2.101 | 2.063 | 2.025 | 1.986 | 1.943 |
441 | 1.151 | 1.097 | 1.347 | 1.309 | 1.270 | 1.227 | |
6 Incidentele baten en lasten | |||||||
Lasten | -19 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
-19 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onder dit product vallen de onroerende zaak- en roerende ruimtebelastingen, de hondenbelasting, precario én de toeristenbelasting. De ontwikkeling in de baten wordt veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven en de toename van areaal dat in de heffing wordt betrokken. Dit resulteert in een stijging van de baten ten opzichte van 2020 van € 645.000. Voor 2020 geldt dat de indexering 1,80% (CBS/CPI januari 2020) is voor (on-)roerende zaaksbelastingen (OZB/RZB). Op basis van de bouwmonitor wordt er rekening gehouden met een toename van het aantal woningen van gemiddeld 750 woningen per jaar. In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2021 uitgegaan van 1,50%. De honden-, toeristen, reclame- en precariobelasting zijn verhoogd met 1,5% als autonome ontwikkeling. Deze indexering is de reguliere indexering om de inflatie te corrigeren. Daarnaast zien we in deze begroting een hogere opbrengst ten opzichte van 2020 voor precario en toeristenbelasting. Dit wordt veroorzaakt door de éénmalige stimuleringsmaatregelen als gevolg van de coronacrisis in 2020.
In het onderdeel nog te bestemmen middelen is een aantal collectieve stelposten voor de gemeentebegroting opgenomen. Deze stelposten betreffen de ontwikkeling van lonen, prijzen en subsidies en de inschatting van de vertragingen in de investeringen ten opzichte van de kredietoverzichten. Per saldo is hier voor 2021 rekening gehouden met een bedrag van ruim € 2,6 miljoen. Dit bedrag kan als volgt worden onderverdeeld:
De opbrengst uit het gemeentefonds stijgt met bijna € 3,57 miljoen naar € 142,85 miljoen. De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in drie onderdelen:
Deze stijgt met € 5,76 miljoen door algemene mutaties in de uitkeringsfactor, taakmutaties en ontwikkelingen in de uitkeringsbasis naar € 126,4 miljoen. De stijging van de algemene mutaties in de uitkeringsfactor wordt veroorzaakt door de ontwikkeling in het accres (als gevolg van hogere indices loon- en prijsontwikkeling in het CEP van het CBS en de zorgkosten). Bij de uitbreiding op taken vanuit het Rijk zien we kleine mutaties, die niet noemenswaardig zijn. Verder is de uitkeringsbasis aangepast voor de verdeelmaatstaven (o.a. inwoners, bijstandsontvangers, woonruimten). In de jaren na 2021 stijgt de algemene uitkering naar € 137,1 miljoen als gevolg van een hoger accres. Hierin zijn de jeugdmiddelen vanaf 2022 voor € 1,7 miljoen structureel doorgetrokken.
De middelen voor voor deze integratie-uitkeringen dalen met € 1,92 miljoen naar € 13,7 miljoen. Dit betreft de volgende onderdelen:
Uitname Wlz (onderdeel beschermd wonen)
De (voorlopige) uitname Wet Langdurige Zorg (Wlz) is € 465 miljoen uit de integratie-uitkering beschermd wonen. In een eerdere fase is het macrobudget en dus ook het budget van de gemeente Purmerend voor dit onderdeel opgehoogd. In de onderhandelingen met het Rijk hebben gemeenten aangegeven dat sommige mensen feitelijk niet bij de gemeente “thuis horen” omdat er geen verbeteracties meer opzitten, maar dat het meer een kwestie is van bestendigen. Dat bestendigen gebeurt in het kader van de Wlz. Het rijk heeft deze oproep serieus genomen en daardoor staat de Wlz vanaf 2021 open voor ggz-cliënten met een blijvende behoefte aan intensieve zorg. De overstap van cliënten van Wmo/beschermd wonen naar de Wlz (naar verwachting 8.500) leidt tot een structurele uitname uit het gemeentefonds van € 1,8 miljoen. Deze uitname uit het gemeentefonds leidt automatisch tot een budgetdaling van de uitgaven in het programma Samenleving.
Over de wijze van nacalculatie van deze uitname zijn bestuurlijke afspraken gemaakt, waarbij het principe ‘geld volgt cliënt’ zoveel mogelijk leidend moeten zijn. De afspraken zijn; het initiëren van een onafhankelijk kostenonderzoek en de te hanteren volumes en overige onderwerpen (zoals indexering, eigen bijdragen en de verrekening niet beschermd wonen) als de realisatiegegevens van het CIZ over het jaar 2020 bekend zijn.
De overige integratie- en decentralisatie-uitkeringen dalen met € 0,27 miljoen naar € 2,7 miljoen. Deze daling komt voornamelijk door de uitkeringen taalniveau statushouders en schulden en armoede, waarvoor alleen in 2020 incidentele middelen zijn verstrekt. Verder is er via de integratie uitkering inburgering nieuw budget beschikbaar gesteld: een incidentele bijdrage in de invoeringskosten voor 2020 en een structurele bijdrage in de uitvoeringskosten voor 2021. De nieuwe Wet inburgering treedt in per 1 juli 2021. Deze middelen zijn overgebracht naar het programma 2 Samenleving. Voor Purmerend gaat het om € 130.000 in 2021 oplopend naar € 325.000 in 2024.
Voor de verwerking van de rentelasten en -baten zijn de bepalingen en richtlijnen van de notitie Rente van toepassing. Alle rentelasten en -baten worden in eerste instantie geboekt onder het product eigen financieringsmiddelen (taakveld Treasury). Het saldo op het product eigen financieringsmiddelen bestaat uit het resultaat op het taakveld treasury en de bespaarde rente over het eigen vermogen (reserves). Het resultaat op het taakveld Treasury is het verschil tussen de aan de producten (taakvelden) toegerekende rente en de per saldo werkelijk betaalde rente. Het saldo van de eigen financieringsmiddelen daalt met € 1.912.000.
Omschrijving (x € 1.000) | Lasten | Baten |
---|---|---|
Hogere werkelijk te betalen rente | -25 | - |
Lagere werkelijk te ontvangen rente | - | -50 |
Lagere berekende rente over het eigen vermogen (reserves) | 110 | - |
Hogere toe te rekenen rente boekwaarde voorraad gronden | 15 | - |
Lagere toe te rekenen rente boekwaarde vaste activa | -1.852 | - |
Lagere bespaarde rente eigen vermogen (reserves) | - | -115 |
Lager resultaat eigen financieringsmiddelen 2021 t.o.v. 2020 | -1.752 | -165 |
In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage (omslagrente) gewerkt voor de doorberekening van rente aan de taakvelden op basis van de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa. De omslagrente voor 2020 bedraagt 2%. Om te voldoen aan de richtlijnen en bepalingen van de notitie Rente 2017 (BBV) is de omslagrente voor de jaren 2021 tot en met 2024 verlaagd naar 1,25%. In de paragraaf financiering is toegelicht dat met een nog verdere daling van het omslagpercentage rekening moet worden gehouden.
Het verwachte saldo van de werkelijk te betalen en ontvangen rente bedraagt voor 2021 bijna € 3,2 miljoen. In de meerjaren begroting 2020-2023 (jaarschijf 2021) is rekening gehouden met een bedrag van bijna € 3,9 miljoen. Hierdoor ontstaat er voor 2021 een geraamd voordeel op de te betalen rente van € 0,7 miljoen. Door het uitbreken van het coronavirus en de daaruit voortkomende gevolgen op de kapitaalmarkt, verwachten wij een lichte stijging van de rente. In verband hiermee is er van het geraamde voordeel een bedrag van € 0,2 miljoen toegevoegd aan de stelpost voor prijsstijgingen. Het restant ad. € 0,5 miljoen is toegevoegd aan de algemene middelen. Dit voordeel heeft een structureel effect voor de jaren 2022 t/m 2024.
Onder dit product vallen de Stadsverwarming Purmerend (SVP), de bank Nederlandse Gemeenten (BNG), de HuisVuilCentrale Alkmaar (HVC) en Alliander N.V. De ontwikkeling in een daling van de baten ten opzicht van de bijgestelde begroting 2020 heeft te maken met de risicoprovisie voor de Stadsverwarming, waarbij meerjarig rekening wordt gehouden met de financieringsbehoefte van de Stadsverwarming. Gebleken is dat dat deze financieringsbehoefte niet (altijd) gedurende het jaar wordt afgedekt met het aantrekken van een vaste geldlening, maar binnen de ruimte van de rekening courant faciliteit van de Stadsverwarming. Hierdoor valt de risicoprovisie lager uit dan verwacht. Daarnaast is gebleken dat de daling op de gegarandeerde achtergestelde leningen van de HVC achterblijft. Hierdoor valt de risicoprovisie hoger uit dan verwacht. Door de verlaging van de renteomslag naar 1,25% dalen de lasten met betrekking tot de deelneming in de Stadverwarming met € 287.000. De boekwaarde van de deelneming Stadsverwarming bedraagt € 38,2 miljoen.
Er zijn geen incidentele baten en lasten binnen het overzicht algemene dekkingsmiddelen.